Risicofactoren voor oorhematomen bij biggen

Auteurs

  • J. Van den Hof
  • J. Beek
  • K. Chiers
  • D. Maes

DOI:

https://doi.org/10.21825/vdt.v83i3.16650

Samenvatting

In deze studie werd het voorkomen van oorhematomen bij gespeende biggen onderzocht en werd nagegaan of het voorkomen gerelateerd was aan bepaalde risicofactoren. In totaal werden vijf opeenvolgende groepen biggen (n=10.657) binnen een bedrijf onderzocht vanaf het spenen (drie weken) tot het einde van de biggenbatterij (tien weken). De gemiddelde incidentie per groep bedroeg 2,3%, variërend van 1,3% tot 2,9%. Bij bargen was de incidentie 2,1%, bij zeugen 2,5% (P > 0,05). De incidentie bij biggen van eersteworpszeugen bedroeg 0,92%, bij biggen van meerdereworpszeugen was dit 2,45% (P < 0,001). De meeste nieuwe gevallen traden vier à vijf weken na het spenen op. Het risico op het ontstaan van een oorhematoom was ruim tweemaal groter langs de zijde waar een oormerk aanwezig was (RR = 2,28 [1,74 – 2,98]). Verder onderzoek, bij voorkeur op meerdere bedrijven, is wenselijk om de resultaten te bevestigen en/of te verklaren en om de controlemaatregelen te optimaliseren.

##submission.downloads##

Gepubliceerd

2014-06-26

Nummer

Sectie

Origineel artikel