Archieven - Pagina 2

  • Hypes
    Vol 27 Nr 3 (2011)

    Welke rol spelen hypes bij sociaalruimtelijke vraagstukken? Dat is de vraag die centraal staat in dit themanummer van AGORA. Hype betekent letterlijk "iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt". Iedereen kent wel maatschappelijke hypes. Op straat of als je de televisie aan zet komen deze hypes als vanzelf op je af. Afhankelijk van je generatie hadden misschien al je klasgenoten LA gears met lichtjes, een flinke verzameling Eastpak-rugzakken of liep iedereen met heel kort of juist heel lang haar rond. Ook in de sociaalruimtelijke wereld kent elk tijdsgewricht zijn eigen onderwerpen die het karakter hebben van een hype. Soms komen hypes onder studenten, in de wetenschap, in het beleid en in de marktsector overeen, maar vaak ook niet. En iets dat door de één als een hype wordt beleefd is voor de ander niet tijdelijk of zelfs een logisch gevolg van een bredere maatschappelijke tendens. Dit themanummer beziet het fenomeen hypes vanuit een kritisch perspectief. we relativeren hypes, maar duiden ook de kracht van de hype.
  • De Afrikaanse stad
    Vol 27 Nr 2 (2011)

    In dit themanummer verplaatsen we onze blik richting Zuiden en wordt het leven in de Afrikaanse stad bestudeerd. De snelheid waarmee de wereld urbaniseert, van 220 miljoen tot meer dan 2,8 miljard gedurende de 20e eeuw, wordt extra gecompliceerd door de schaal van de groei van de steden in de ontwikkelingslanden. Groeisnelheden van steden in het Zuiden overstijgen de gemiddelde waarden waardoor de stedelijke bevolking in ontwikkelingslanden tegen 2030 verdubbeld zal zijn. In tegenstelling tot ons Westers verwachtingspatroon blijken de sterk groeiende steden in ontwikkelingslanden geen krachtige motoren van ontwikkeling. De Afrikaanse stad is een organisme dat steeds groeit en immer complexer wordt. Het lijkt alsof er weinig planning aan te pas komt en de Afrikaanse stad een chaotische uitbreiding kent. Sociale netwerken en grassroot-movements met vaak informele karakteristieken vormen echter belangrijke structurerende elementen in het Afrikaanse stedelijk leven die nog vaak ongekend en onbegrepen zijn. In dit nummer wordt deze stedelijkheid dan ook vanuit verschillende invalshoeken belicht en komen verschillende Afrikaanse steden aan bod. Een blik op het Zuiden werpen verbreedt ook onze eigen horizon en kennis of zoals Simone (2010) het in zijn recente publicatie stelt: “… delving into the economics, social relationships, and every day practices of often messy cities of the South is meant to emphasize what all urban residents everywhere must often do or at least consider in order to put together their lives in the city. Sometimes only by looking elsewhere can a person recognize important aspects of their own life (Simone, 2010, p. xiv, emphasis added).”
  • Intermodaal
    Vol 27 Nr 1 (2011)

    Als pendelaars ’s morgens de voordeur achter zich sluiten, hebben ze verschillende mogelijkheden om zich naar het werk te begeven. Ze kunnen de auto instappen en tot op de parking van hun werkplaats rijden en eventueel onderweg collega’s ophalen. Daarnaast wordt het openbaar vervoer door velen gebruikt en net dit laatste vervoersmiddel wordt specifiek gekenmerkt door een belangrijk voor- en natransport waardoor het een uitgelezen voorbeeld vormt van intermodaal vervoer – vervoer waarbij verschillende modaliteiten aaneensluitend worden gebruikt. Ook bij het vervoer van goederen wordt vaak gebruik gemaakt van meerdere vervoersmodi. Zo zijn er in de haven van Antwerpen verschillende terminals waar goederen worden overgeladen op binnenschepen (32.4%), goederentreinen (11%) of trucks (56.6%), waarna ze – al dan niet met natransport – naar de eindbestemming worden gebracht. Intermodaal vervoer biedt heel wat voordelen zoals het verminderen van files of de uitstoot van broeikasgassen. Vanaf een bepaalde afstand is het vaak ook goedkoper dan het unimodale wegvervoer. Ondanks deze voordelen neemt het intermodaal transport in Nederland slechts 2.9% van het totale personentransport in. Wat kunnen we veranderen om een verdere groei van intermodaal transport te stimuleren? Welke rol kunnen verschillende beleidsinstanties hierin spelen? Welke nadelen zijn aan deze transportvorm verbonden? In het nummer Intermodaal kom je het te weten.
  • Fietsen
    Vol 26 Nr 4 (2010)

    Fietsen zijn niet weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Dit uit zich onder andere in een hoogwaardige fietsinfrastructuur en een leidende positie in de wereld op het gebied van fietsgebruik. In de sociale wetenschappen en het ruimtelijk beleidsdiscours speelt fietsen echter een geringe rol. Een opmerkelijke constatering, omdat zowel stedelijke verdichting als klimaatverandering hoog op de politieke agenda staan. Terwijl in steden als Parijs, Londen en Portland (leen-) fietsen een cultstatus hebben en als pannacee worden gezien voor een reeks aan problemen, is het in Nederland vooral een gewoonte. Fietsen doé je, daar denk je niet over na. Tijd dus om eens met een andere en preciezere blik naar dit fenomeen te kijken. Wetenschappers uit de Angelsaksische wereld betogen dat fietsen niet louter gezien dient te worden als een manier om van A naar B te komen, maar als een ervaring en (sub-)culturele uiting. Dit gaat in sommige gevallen gepaard met een streven naar empancipate, onafhankelijkheid en gelijkheid. Deze inzichten staan haaks op gangbare opvattingen en modellen, waarin fietsen vooral als een rationele uitkomst van fysieke omstandigheden gezien wordt. In de AGORA-editie ‘Fietsen’ worden vernieuwende inzichten uit de polder en Vlaanderen gecombineerd met buitenlandse casussen. Centraal staat zowel hoe fietsen precies geduid moet worden als welke handvatten er voorhanden zjin voor beleidsinterventies.
  • Tijd
    Vol 26 Nr 3 (2010)

    Tijd loopt en lijkt een eenvoudig constant gegeven. Dagelijkse tijd, seizoenen, generaties, de Gregoriaanse kalender. De ritmes van dag en nacht lijken in te passen in de ritmes van seizoenen en levenslopen. Maar is dat wel zo? Was het niet Einstein die beweerde dat de tijd relatief is? Dat tijd afhankelijk is van het referentiekader waarin je je bevindt? In deze Agora gaan we op zoek naar een geografie van de tijd. Tijd is immers niet overal en altijd hetzelfde. Tijd is sociaal geconstrueerd. Denk maar aan de tijdzones die het probleem van dag en nacht rond de aardbol moeten opvangen. Aan zomer-en wintertijd, het schrikkeljaar. Bovendien geeft tijd betekenis. Is het niet zo dat je Darwins evolutieleer en geologische processen pas kan begrijpen als je tijd abstraheert? Als tijd onvoorstelbaar traag wordt? Mensen evolueren doorheen de tijd. Individuele levenscarrières kunnen zo stilaan uit elkaar gaan liggen, maar zijn in belangrijke mate ook op mekaar afgestemd. Mobiliteit doorheen de ruimte maakt dat mensen verschillende tijdsreferentiekaders ontmoeten en in conflict brengen. Steden hebben bijvoorbeeld verschillende ritmes. Leven in New York is verschillend van leven in Madrid, waar de activiteiten stilvallen na het middaguur. Reizen door de ruimte is dus ook reizen door de tijd.
  • Home/Away
    Vol 26 Nr 2 (2010)

    ‘Home/Away’ handelt over stedelijke migrantengroepen in België vanuit een transnationaal, grensoverschrijdend oogpunt. Het gaat om individuen en groepen die zich reeds geruime tijd of sinds kort in onze steden gevestigd hebben, zoals (voormalige) gastarbeiders (bv. de Turkse gemeenschap in België), Europeanen uit de recent toegetreden EU-lidstaten, etnische groepen in diaspora (bv. Koerden, joden), politieke en economische vluchtelingen uit Afrikaanse landen (bv. de grote Afrikaanse gemeenschap in Brussel), en vele anderen. Hoewel het debat rond migratie en stedelijkheid uitdrukkelijk in de media aanwezig is, stellen we vast dat het nog steeds overheerst wordt door een discours dat behept is met zonaal en begrensd denken. Deze drang tot zonering en afbakening uit zich in het feit dat stedelijke geografieën van migratie vaak kaderen binnen analyses van ‘migrantenwijken’ die geproblematiseerd worden omwille van hun socio-economische en/of socio-culturele distinctie. Loskomend van vaak verlammende sociaalruimtelijke concepten die focussen op de begrensdheid van migrantengroepen, hetzij door ruimtelijke segregatieprocessen, hetzij door de socio-culturele constructie van hun anders-zijn, bestuderen we migratie vanuit een transnationaal perspectief. De nadruk ligt hierbij op proces en het ‘handelend vermogen’ van talloze migranten(groepen) over verschillende schaalniveaus heen en de sociale, politieke en economische kansen die hieruit ontstaan.
  • Gender
    Vol 26 Nr 1 (2010)

    Er wordt gezegd dat vrouwen slecht kunnen kaartlezen en weinig ruimtelijk inzicht hebben. Vast staat dat ze zich meestal op een andere manier oriënteren dan mannen - een vrouw op herkenningspunten, zoals een bakker of een bankgebouw, een man op abstracte aanwijzingen als 'de derde straat rechts'. Niet alleen de oriëntatie in de stad is anders bij mannen en vrouwen, ook het gebruik ervan. Vrouwen maken frequenter gebruik van functies als winkels en scholen, terwijl mannen andere delen van de stad vaker bezoeken. Ook de mobiliteitsmogelijkheden van beide groepen zijn verschillend. Maar voor wie is de stedelijke omgeving dan ontworpen en wordt er wel rekening gehouden met de invloed van deze verschillen op het gebruik ervan? In dit nummer gaat AGORA op zoek naar de relatie tussen stad en gender, naar de manier waarop de stedelijke omgeving het gedrag van man en vrouw beïnvloedt en andersom.
  • Over-last
    Vol 25 Nr 5 (2009)

    Deze AGORA brengt een waaier aan actuele thema’s samen onder de algemene noemer ‘overlast’. Centraal in dit nummer staan verschillende rechtstreekse en onrechtstreekse vormen van hinder die de huidige samenleving ondervindt ten gevolge van het razende tempo waarin zij grondstoffen, energie en ruimte consumeert. Vele van deze gevolgen manifesteren zich in het bijzonder in dichtbevolkte regio’s als Vlaanderen en Nederland waar sociale, economische, ecologische en culturele functies onophoudelijk strijden om een deel van de steeds schaarser wordende ruimte. Toch kijkt AGORA ook even voorbij de grenzen van de Lage Landen. De implicaties van onze onhoudbare overconsumptie zijn immers ook voelbaar op mondiale schaal. De schreeuw om klimaatrechtvaardigheid van de bevolking in het zuiden wordt steeds luider. Zoals zal blijken uit dit themanummer, was de uitdaging voor de huidige en toekomstige generaties van ruimtelijke planners, overheden en internationale organisaties nog nooit zo groot.
  • Angst
    Vol 25 Nr 4 (2009)

    In dit nummer van Agora benaderen we het thema angst vanuit een sociaal-geografische invalshoek. Voor ons is duidelijk dat gevoelens van onveiligheid niet alleen worden weggenomen door bijvoorbeeld camera’s op te hangen, de straatverlichting te verbeteren of meer blauw op straat te brengen. Daarom leggen we in het komende nummer de nadruk op de sociaal-ruimtelijke structuren waarin angsten ingekapseld zitten. We zullen daarbij vooral ingaan op de emoties die plaatsen bij mensen oproepen, en de manier waarop gevoelens van angst zijn ingebed in een breder identiteitskader. Onze bezorgdheid over het prangende gevoel van onveiligheid komt voort uit de samenhang tussen angst, identiteit en ruimte. De verschillende bijdragen in het themanummer zullen duidelijk maken dat vele angstgevoelens erop gericht zijn het onderscheid tussen man en vrouw, autochtoon en allochtoon, rijk en arm te weerspiegelen en te bestendigen. Zeker nu populisten als Filip Dewinter en Geert Wilders teren op een brede maatschappelijke onderstroom van angst en xenofobie, moeten we ons durven afvragen of Roosevelt geen gelijk had toen hij zich afvroeg of het enige waar we echt bang voor moeten zijn niet gewoon de angst zelf is.
  • Prostitutie
    Vol 25 Nr 3 (2009)

    Prostitutie staat in veel steden momenteel hoog op de politieke agenda. Landelijk wordt nieuwe wetgeving voorbereid die ertoe moet leiden dat wantoestanden als dwang, misbruik en mensenhandel kunnen worden tegengegaan, en lokaal wordt in verschillende steden het bestaande prostitutiebeleid aangescherpt. De beweegredenen zijn divers: in Rotterdam en Utrecht richt men zich met name op het bestrijden van mensenhandel. Amsterdam heeft daarentegen een duidelijke vastgoedgerichte strategie met een criminogene invalshoek. Ook op Europees niveau heeft regulering van de branche continu de aandacht. Desondanks blijft prostitutie moeizaam in goede banen te leiden. Recent onderzoek naar prostitutiebeleid in diverse Europese steden bracht een drietal gemeenschappelijke problemen aan het licht. Ten eerste is er een gebrek aan inzicht in de dynamiek van de sector. Ten tweede is er geen sprake van een integrale aanpak ter verbetering van het welzijn van de prostituees, het terugdringen van de criminaliteit en bevordering van de leefbaarheid in prostitutiebuurten als gevolg van een gebrekkige beleidsvorming en -uitvoering. En tot slot is er op de verschillende ruimtelijke en politieke schaalniveaus geen eenduidigheid in de aanpak van de problematiek. In dit themanummer laat AGORA een aantal ervaringsdeskundigen hun visie geven op het verschijnsel. Daarnaast zullen de auteurs reageren op de genoemde onderzoeksresultaten.
  • 'Culturele hoofdsteden' & 'Ondernemende Arabische steden'
    Vol 25 Nr 2 (2009)

    Culturele hoofdstedenIn 2018 is het zover: dan is Nederland aan de beurt om een jaar lang een Culturele Hoofdstad van Europa te hebben. Het was ooit een klein initiatief, maar tegenwoordig is het ‘big business’ en reden voor stevige concurrentie. Vijf steden hebben zich kandidaat gesteld: Almere, Utrecht, Maastricht, Brabantse Stedenrij en Den Haag. Waarom willen zij allemaal zo graag? Is het label een garantie voor een succesvolle voortzetting of een prestigezaak? Als er maar één de winnaar kan zijn, zijn er dan automatisch vier verliezers of bestaan er voor hen manieren om in zekere zin toch ook te winnen? Zijn er analogieën met het binnenhalen van de Olympische Spelen? En daarnaast: zijn er mogelijkheden om een en ander aan elkaar te koppelen, zodat Nederland in 2028 haar ambitie kan waarmaken en ook van dat internationale evenement gastland worden? AGORA gaat in dit nummer op zoek naar het verhaal achter de Culturele Hoofdsteden van Europa om deze en andere vragen te verkennen en te beantwoorden.Ondernemende Arabische StedenIn dit nummer wordt onder de noemer ‘Ondernemende Arabische steden’ aandacht besteed aan stedelijke reconversieprocessen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA). Met het oog op het aantrekken van (buitenlandse) investeerders zijn stedelijke beleidsmakers zich bewust van de noodzaak tot ‘marketing’. Herstructurering en infrastructurele ontwikkeling zijn middelen om een stad op de regionale en mondiale kaart te zetten. Vaak echter beperken analyses in deze context zich tot een enge studie van het ‘Dubaimodel’, waarin spektakelinfrastructuur een centrale plaats inneemt. Dit extreme model dreigt tal van andere stedelijke processen in de schaduw te stellen. Daarom verschuiven we de focus naar andere steden in de MENA-regio en pogen we tegelijkertijd meer aandacht te besteden aan de impact van dergelijke processen in de stedelijke contexten an sich. We zullen een aantal casestudies behandelen uit de MENA-regio van Maghreb tot Mashriq, met bijdrages over Amman, Caïro, de Westelijke Jordaanoever en Marokkaanse steden. We gaan dieper in op de sociaalruimtelijke fragmentatie die voortkomt uit deze processen, maar ook op de controlemechanismen die worden opgezet op de breuklijnen waar conflicten ontstaan.
  • 25 jaar
    Vol 25 Nr 1 (2009)

    In 2009 bestaat AGORA 25 jaar en dat hebben we geweten! Daarom opende onze jubileumjaargang openen met een speciale uitgave, waarin niet zoals gebruikelijk een centraal thema de artikelen met elkaar verbindt, maar de achtergrond van de auteurs. Ondanks het feit dat ze afkomstig zijn uit verschillende disciplines en werkzaam zijn in uiteenlopende takken van wetenschap, beleid en advies, hebben ze één ding gemeen: in het verleden zijn ze redacteur van AGORA geweest. De toenmalige redactie heeft haar voorgangers gevraagd te schrijven over een onderwerp dat hen momenteel professioneel of persoonlijk bezighoudt. Hierdoor wordt niet alleen een overzicht geschetst van de thema’s die op dit moment actueel zijn. Tevens ontstaat een beeld van het werkveld waarin sociaalruimtelijk georiënteerde academici actief zijn, want onze oud-redacteurs zijn na hun studie indrukwekkend breed uitgewaaierd. Je kunt het zo gek niet bedenken, of je treft er ‘Agorianen’ aan: bij onderzoeks- en adviesbureaus, woningbouwcorporaties, ministeries en gemeentelijke diensten verspreid over de Lage Landen. En op de universiteiten niet te vergeten! In alle bescheidenheid menen wij dat dit garant staat voor een interessant én prikkelend nummer, want alle auteurs poneren bovendien uitdagende stellingen die aansluiten bij hun bijdragen. Reacties op deze stellingen vormen een rode draad doorheen de variasecties van de overige nummers van de 25e jaargang. Met andere woorden: 2009 is een bijzonder jaar.
  • De imaginaire stad
    Vol 24 Nr 4 (2008)

    Het themanummer 'De Imaginaire stad' belicht de perceptie, verbeelding en de mentale geografi eën van stadsbewoners. Door ons te baseren op stadsgeografi sch, antropologisch en planningsonderzoek willen we de statische en gedepersonaliseerde visie op het stadsleven loslaten en ruimte bieden aan ‘beleefde’ stadsgeografi e. Reeds in de jaren zestig werd onderzoek verricht naar mentale geografi eën. De manier waarop een stad wordt gepercipieerd door haar gebruikers is nog van even groot belang voor de ruimtelijke planning en de architectuur, maar hoewel de menselijke beleving centraal staat, is de toepassing vooral structuralistisch van aard. Behalve de eerste perceptie, kan de stad op een meer symbolische manier gelezen worden. We nemen de stad immers niet alleen waar, we kennen er bovendien betekenis aan toe. Deze betekenisgeving kan een ad hoc oriënteringsinstrument zijn, maar ook verwijzen naar complexe verwevenheden van plaats, geschiedenis, het sociale weefsel en de culturele setting van de stad. Hier kan de antropologie een waardevolle bijdrage leveren. We proberen los te komen van het dwingende karakter van de stadsstructuur en –architectuur en richten ons op de menselijke architectuur in de stad, want ook zonder (infra)structuur bestaat er stedelijkheid. Stedelijkheid is doorweven van nadrukkelijk aanwezige imaginaire werelden, die de ruimte een sociale en culturele dimensie verlenen. Verkenning van dit thema leidt tot beter begrip van stedelijkheid en haar alledaagse betekenissen, wat van niet te onderschatten waarde is voor toekomstig stadsbeleid en ruimtelijke planning
  • 'Zuidas' & 'Zelfbouw'
    Vol 24 Nr 3 (2008)

    Langs de A10 ten zuiden van Amsterdam werd in 2008 gewerkt aan de Zuidas. Toen dé toekomstige toplocatie van Nederland. Zowel de voorgenomen bebouwing als de ambities zijn voor Amsterdamse begrippen ongekend hoog. Tot 2032 is een vervijfvoudiging van het bestaande vloeroppervlak gepland, zo’n 2,7 miljoen vierkante meter. De enorme investeringen in infrastructuur en onroerend goed zijn verre van een uitsluitend Amsterdamse aangelegenheid. Wereldwijd zijn steden meer en meer verwikkeld in een logica van onderlinge concurrentie en steken ze elkaar naar de kroon met ambitieuze bouwplannen.Er is steeds meer kritiek te horen over dit soort megaprojecten: de grootte van de projecten resulteert in evenredig grote risico’s. Veel projecten worden geplaagd door tegenvallende opbrengsten en kostenoverschrijdingen en trekken een onverwacht zware wissel op publieke gelden. Hoewel de verantwoordelijke Amsterdamse wethouder stelt dat de risico’s ‘theoretisch’ zijn, verloopt het project verre van vlekkeloos. Allereerst door de overname van de ABN AMRO, de belangrijkste private partner van de gemeente. Verder zijn er problemen met vastgoedfraude en de terugtrekking van Joop van den Ende. En dan trekt de financiële dienstverlening, de belangrijkste doelgroep, ook nog uit Amsterdam weg. Al met al is de bouw van de Zuidas verre van een gelopen race.In 2008 ging de besluitvorming een doorslaggevende fase in, terwijl de discussie over de nut en noodzaak van het project nauwelijks had plaatsgevonden. Dit themanummer van AGORA probeert dit hiaat te vullen.
  • 'Heilige grond' & 'Olympische spelen'
    Vol 24 Nr 2 (2008)

    Heilige grond is een aanduiding die door verschillende, veelal religieuze groeperingen wordt gebruikt om een voor hen heilige plek mee aan te duiden. Vaak krijgt zo’n plek die titel, omdat hij als de oorsprong van de betreffende religie wordt gezien, of omdat er belangrijke religieuze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Denk aan Mekka en Bethlehem, de geboorteplaatsen van Mohammed en Jezus, of Lourdes, waar Bernadette de Heilige Maagd Maria zag. Grond krijgt in deze voorbeelden een lading die lang beklijft en grote invloed heeft op het gebruik, de beleving en de waarde van die grond. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de recente discussies over de herbestemming van kerken in Nederland. Een poppodium in een huis Gods is niet voor iedereen acceptabel. Niet zelden geven kerkbesturen de voorkeur aan sloop. Hiermee verdwijnt echter niet alleen het gebouw, maar ook de religieuze lading van de grond. Religie is niet de enige lading die grond heilig maakt. Waarde kan evengoed ontstaan uit politieke, economische of sociale overwegingen. Zo kan ook een voetbalstadion als Wembley Stadium in Londen, Ground Zero in New York City en de Waddenzee een heilige betekenis krijgen.Het uitgangspunt van dit AGORA-nummer is dat de betekenis van grond altijd direct verbonden is met huidig of voormalig eigendom, gebruik en beleving van een plek, die afgebakend wordt door afspraken tussen mensen. In relatie tot de ruimte rijst dan een interessante vraag: Welke expliciete en impliciete ‘spelregels’ bepalen eigendom, gebruik en beleving van ruimte? Met andere woorden: Hoe heilig is grond?
  • Kunst
    Vol 24 Nr 1 (2008)

    Een thema als kunst en de stad leidt al snel tot een oneindig scala van associaties. Het meest voor de hand ligt het verschijnsel van beeldende kunst in de stedelijke openbare ruimte. Van controversiële kunstwerken in het publieke domein zijn legio voorbeelden. Denk bijvoorbeeld aan Kabouter Buttplug van 'shockartist' Paul McCarthy in Rotterdam - een bronzen Kerstman, zwaaiend met een reuzendildo - die voor grote maatschappelijke opwinding zorgde. Daarmee houdt de relatie tussen kunst en de stad echter niet op. We kunnen zowel denken aan kunst in de stad, zoals straattheater en graffiti, als aan kunst vóór de stad, als gemeenschapsbevorderend element in stedelijke vernieuwingsprojecten of als propagandamiddeL En wat te denken van de stad in de kunst? In films als 'Manhattan' (1979) van Woody Allen en dichter bij huis 1\msterdamned' (1988) van Dick Maas zijn respectievelijk New York en Amsterdam veel meer dan een toevallig decor: ze spelen de hoofdrol. In deze kunstdiscipline wordt het imago en de rol van de grote stad in het collectieve bewustzijn vormgegeven. Tot slot leidt deze associatieve gedachtegang tot de stad áls kunst. In Azië en Zuid-Amerika worden regelmatig volledige steden uit de grond gestampt, geheel ontsproten aan het brein van een en dezelfde stedenbouwkundige of architect, zoals Brasilia van Oscar Niemeyer. Ten tijde van het communisme was dit fenomeen ook Oost-Europa ook niet vreemd. De ambitie van AGORA's aanstaande themanummer is te tonen dat de relaties tussen kunst en stedelijkheid complexer en veelzijdiger zijn dan de populaire discussies over city marketing, de creatieve klasse en het broedplaatsenbeleid doen vermoeden.
  • Energie
    Vol 23 Nr 5 (2007)

    Energie krijgt momenteel om verschillende redenen veel media-aandacht. In de eerste plaats omdat het energieverbruik nog steeds stijgt, zowel per persoon als in het algemeen. Om die stijging mogelijk te maken, worden voornamelijk fossiele brandstoffen gebruikt die sneller en sneller uitgeput raken. Bovendien heeft het gebruik van fossiele brandstof negatieve gevolgen voor het milieu door de uitstoot van CO2- en roetdeeltjes. Ten tweede is er aandacht voor het klimaat en vooral voor de dreigende verandering ervan. Het huidige energieverbruik wordt als een belangrijke factor in de menselijke bijdrage aan klimaatverandering beschouwd. Hoewel over die aanname discussie bestaat, heeft het de energieproblematiek hoog op de maatschappelijke agenda geplaatst. Het volgende nummer van AGORA gaat in op de problemen voor de mens en zijn leefomgeving die samenhangen met energie, maar daarbij zullen de kansen het uitgangspunt zijn. De noodzakelijke veranderingen die onze samenleving moet doorvoeren, leveren namelijk volop kansen op. Het kan bijvoorbeeld goedkoper blijken om onze afvalstromen te hergebruiken dan duur gas uit Rusland te importeren. En het energiezuiniger maken van een kantoorgebouw kan hand in hand gaan met het creëren van een gezonder leefklimaat voor werknemers. Denk bijvoorbeeld aan groene daken, natuurlijk licht en schone lucht. Door bestudering van de problemen, te zoeken naar oplossingen en ons te laten inspireren door succesvolle voorbeelden zullen we langzamerhand gaan inzien dat er, ondanks de grote uitdagingen die nog voor ons liggen, een betere toekomst op het gebied van energie mogelijk is.
  • E-volutie
    Vol 23 Nr 4 (2007)

    E-card, e-shopping, e-book, e-governance, e-gezondheid, e-logistics, e-commercial, e-office, e-romance ... Binnen een paar jaar tijd is het aantal nieuwe 'e-' toepassingen in onze samenleving enorm toegenomen: een ontwikkeling die zonder meer indrukwekkend is te noemen. De invloed van deze e-volutie op het stedelijk leven is dan ook bijzonder groot. In het volgende nummer van AGORA zullen we trachten deze recente technologische toepassingen een plaats te geven in de sociaal- ruimtelijke context. Daarbij zal er aandacht uitgaan naar de talrijke nieuwe ruimtelijke processen die door de 'e-' ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, maar evenzeer zullen we ons licht laten schijnen op de sociale gevolgen die dat met zich meebrengt. Veelvuldig aangekondigde veranderingen, zoals 'het einde van de geografie' blijven (vooralsnog) achterwege, maar de polarisatie in het stedelijk landschap als gevolg van de e-xplosie neemt bijvoorbeeld sterk toe. Zal de opkomst van de informatie- en communicatietechnologie voor eenzelfde golf van maatschappelijke veranderingen zorgen als de opkomst van de televisie, koelkast en wasmachine in de jaren vijftig en op termijn werkelijk een r-e-volutie veroorzaken?
  • De krachtige stad
    Vol 23 Nr 3 (2007)

    Nog niet zo lang geleden werden steden gezien als verzamelplaatsen van sociale en economische achterstanden. De nadruk op problemen, criminaliteit en verloedering, meestal gelokaliseerd in oude wijken, overheerste zowel in beleid als wetenschap. De afgelopen jaren heeft echter een andere visie op steden haar opwachting gemaakt waarin mobiliteit en kansen overheersen. Trends als 'gentrification' en Richard Florida's 'creative cities' hebben sterk bijgedragen aan het beeld van de stad als motor voor economische groei en persoonlijke stijging. Steden zijn terug van weggeweest, hetgeen in de internationale academische discussie wordt aangeduid als de 'resurgent city’. Ook in kringen van stedelijk beleid is een accentverschuiving te zien van problemen naar kansen. Dit komt onder meer tot uiting in de term 'krachtige steden' en de intentie van het nieuwe Nederlandse kabinet om achterstandswijken om te toveren in prachtwijken. In het themanummer Krachtige Stad biedt AGORA een reflectie op deze ontwikkeling in onderzoek en beleid. Diverse auteurs zullen vanuit hun visie en ervaring reflecteren op het streven naar krachtige steden en de manieren waarop dit in de praktijk wordt uitgewerkt. Door veel beleidsmakers is Florida omarmd als profeet die hen de weg naar stedelijke vooruitgang wijst, maar diverse auteurs maken duidelijk dat succes is niet verzekerd. Waar grote steden zoals Brussel zich met relatief succes aansluiten bij andere 'resurgent cities’ slaat wijkeconomisch beleid de plank soms behoorlijk mis. Toch zijn er wel degelijk probleemgebieden die kansen weten te pakken. In het nummer zal Amsterdam Nieuw West uitgelicht worden en komen enkele woningcorporaties aan het woord over hun nieuwe taak als krachtige stedelijke ontwikkelaars.
  • Thuis
    Vol 23 Nr 2 (2007)

    Voor veel mensen belichaamt 'thuis' een intieme en standvastige wereld van dagelijkse routines. In ruimtelijke zin geldt thuis als een speciale plaats waarmee mensen een sterke sociale, psychologische en emotionele binding hebben. Gevoelens van thuis zijn hebben betrekking op verschillende soorten sferen en domeinen. De huiselijke sfeer wordt daarom ook wel omschreven als een fantasmagorische ruimte die steeds vaker wordt doordrongen van het verre en vreemde. Thuis zijn gaat uiteindelijk over wat hoort en wat niet, wat als veraf wordt gezien en wat als dichtbij. Wat betekenen deze wisselende gedaantes van het thuisgevoel voor de ontwikkeling van de fysieke ruimte? In dit nummer gaat AGORA in op de ruimtelijke dimensie van thuis zijn. De plek waar mensen zich thuis voelen is niet alleen van invloed op de directe woonomgeving, maar ook op andersoortige ruimtelijke structuren. De mogelijkheden waarop deze verbindingen kunnen worden onderzocht zijn echter nog niet ver ontwikkeld. AGORA geeft een aanzet aan de hand van voorbeelden van sociologisch, antropologisch en geografisch onderzoek naar het ruimtelijke begrip van thuis: de alledaagse publieke ruimte van Turkse migranten, de regressieve architectuur van gated communities, het thuisgevoel in een Amsterdamse volkswijk en de verbeelding van de kindertijd in de films van de Russische cineast Andrej Tarkovski. In dit nummer wordt het softe thema thuis vanuit een hard perspectief belicht. Gevoelens die met thuis geassocieerd worden, zowel die van comfort en zekerheid als van indringing en vervreemding, kunnen niet los gezien worden van harde structurerende processen van het sociale leven en de politieke economie.
  • Jeugd
    Vol 23 Nr 1 (2007)

    Als men over jonge mensen in steden praat, gaat het meestal over problemen: hangjongeren, voortijdige schoolverlaters, jeugdwerkloosheid of radicaliserende moslimjeugd. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar jongeren wordt ook vaak door dit soort vraagstukken ingegeven. Daarnaast hebben onderzoekers veel aandacht voor subculturen van jongeren, waarin muziek en kleding een belangrijke rol spelen. Zowel probleemjeugd als jeugdcultuur wordt bestudeerd in een stedelijke setting, deels omdat het zich daar, waar het zich op grote schaal voordoet, het best laat onderzoeken en deels omdat het inherent stedelijke verschijnselen zijn. Neem 'urban': een stroming binnen de populaire muziek (hiphop, rap en R&B) en een subcultuur van in de eerste plaats niet-blanke jongeren. In de Verenigde Staten wordt urban vooral gedragen door Afro-Amerikanen en Hispanics en is het een onderdeel van de straatcultuur in grote steden als New York. In Nederland zijn het vooral stedelijke jongeren met een Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse achtergrond die zich met urban identificeren. AGORA wil zich in haar volgende nummer buigen over de relaties tussen de stad en jongeren. Hoe faciliteert de grote stad jongeren en hun subculturen? Passief levert de stad de 'critical mass' die tal van specifieke leefstijlen mogelijk maakt die buiten de stad ondenkbaar zijn. Met speciaal op jongeren gericht beleid kan de gemeentelijke overheid jongeren bovendien actief steunen. Tegelijkertijd hebben we oog voor de wijze waarop ongewenst gedrag van jongeren door stedelijk beleid wordt ontmoedigd. Tot slot staan we stil bij de vraag hoe jongeren de stedelijke openbare ruimte gebruiken en vormgeven.
  • Mobiliteit
    Vol 22 Nr 5 (2006)

    Mobiliteit heeft op vele manieren invloed op de hedendaagse maatschappij. Zowel op economisch, sociaal als ecologisch vlak heeft mobiliteit positieve en negatieve impact. Veel van die effecten richten zich bewust of onbewust op collectieven. Tegelijkertijd is mobiliteit een zeer persoonsgebonden product of dienst. Elk individu bepaalt zelf waar hij heen gaat en hoe. Hierbij houdt hij rekening met zijn unieke set van voorkeuren, mogelijkheden en beperkingen. De mobiliteitskeuzes die het individu maakt worden niettemin beïnvloed door externe factoren. Door de veranderende tijd-ruimte context liggen bestemmingen verder uit elkaar dan vroeger. Mobiliteit wordt daardoor grilliger. Hierdoor verliest openbaar vervoer met vaste routes en dienstfrequenties nog altijd terrein aan het individuele vervoer. Daarnaast zijn er meer aspecten die het mobiliteitsgedrag beïnvloeden. Ook zijn er verschillende manieren waarop mobiliteit de maatschappij raakt. Sociale uitsluiting ontstaat bijvoorbeeld wanneer een individu om welke reden dan ook geen toegang heeft tot een bepaalde vorm van mobiliteit, zoals een auto, of het internet. Anderzijds is mobiliteit steeds meer een methode om een leefstijl uit te drukken. Kortom, mobiliteit kan gezien worden als een onderdeel van het hedendaagse leven dat veel raakvlakken heeft met verschillende sociale aspecten van dat leven. AGORA neemt dit als uitgangspunt in het komende themanummer over mobiliteit. Er worden oude en nieuwe mobiliteitspatronen onder de loep genomen en gekeken hoe hier beleidsmatig mee om gegaan kan worden.
  • Gebruikersstad
    Vol 22 Nr 4 (2006)

    Shoppers, studenten, supporters van stedelijke sportclubs, pendelaars, betogers, toeristen, wandelaars: het lijkt een bont allegaartje. Toch hebben ze één belangrijk ding gemeen. Ze wonen vaak niet permanent in de stad en gebruiken de stedelijke ruimte slechts op tijdelijke basis. Studenten verblijven er meestal van zondag- tot vrijdagavond, pendelaars van maandag tot vrijdag tussen negen en vijf en sommige shoppers zelfs enkel op koopzondag. De rest van hun tijd brengen zij buiten de stad door. Deze groeiende groep van 'stadsgebruikers' bepaalt niet alleen het straatbeeld, ze heeft ook een steeds grotere invloed op de stedelijke economie en het stedelijk beleid. Stadsbesturen doen bijvoorbeeld flink hun best om het toerisme in hun centrum te stimuleren of om bovenstedelijke transport-, winkel- of sportinfrastructuur aan te trekken. Dat de bewoners hier niet altijd mee gediend zijn, spreekt voor zich. Zij zeggen dat ze hinder ondervinden van al deze activiteiten. Hun onmiddellijke woonomgeving wordt drukker, de prijzen gaan omhoog en er is meer lawaai. De relatie tussen bewoners en gebruikers is dan ook zeker niet altijd even harmonieus, en dit ongetwijfeld in beide richtingen. In dit themanummer neemt AGORA deze evolutie als uitgangspunt. De verschillende bijdragen reflecteren de diversiteit van de stadsgebruikers. Zo wordt aandacht gegeven aan de tegenstellingen tussen verschillende gebruikers- en bewonersgroepen in Antwerpen, reacties van bewoners op het toerisme in Brugge of klachten van omwonenden bij de uitbouw van regionale luchthavens. Ook het Amsterdamse uitgaansleven en de electorale tegenstellingen tussen gebruikers en bewoners, of tussen suburbanen en stedelingen, zullen de discussie stofferen.
  • Smokkel
    Vol 22 Nr 3 (2006)

    Aan de Nederlands-Belgische grens heerste na de Tweede Wereldoorlog een grimmige smokkelcultuur. Het waren aanvankelijk lokale boeren die wat wilden bijverdienen. Zij zagen de smokkel niet als misdaad, maar als een kat-en-muis spel met de overheid. Na verloop van tijd werden op bepaalde populaire grensovergangen de boeren verdrongen door criminele organisaties en werd er serieuze winst gemaakt. Grensbewakers kregen vervolgens wapens en betere auto's om de smokkelaars te achtervolgen. In een geglobaliseerde wereld vindt grensoverschrijdende smokkel op grotere schaal plaats. Economische verschillen en schaarste aan bepaalde producten of diensten is nog steeds de voornaamste oorzaak, maar de afstand die afgelegd wordt is aanzienlijk toegenomen. Wereldsteden zijn concrete plekken waar smokkelstromen beginnen, eindigen of doorgang vinden. In het volgende nummer zal AGORA aandacht besteden aan verschillende vormen van smokkel en hoe smokkelnetwerken gebruikmaken van de stad. Er komt illegale kunst in de galeries van de hoofdstad terecht, er wordt drugs verzameld die doorgevoerd moet worden naar een ander land en er verblijven illegale migranten in 'safe houses’ wachtend op verder transport. Daarnaast zal er aandacht zijn voor reacties van overheden op deze transnationale vormen van criminaliteit. Het restrictief immigratiebeleid stimuleert bijvoorbeeld mensensmokkel, terwijl het Nederlandse drugs- of prostitutiebeleid er juist voor zorgt dat Nederland als transitplek gebruikt kan worden.
  • Waterstad
    Vol 22 Nr 2 (2006)

    Nederland leeft aan het water. Het wonen in een delta brengt nadelen, maar ook voordelen mee zich mee. Hee beheersbaar maken van water heeft de afgelopen decennia geleid tot een aanpak waarbij water letterlijk en figuurlijk onzichtbaar werd gemaakt. Dat deze aanpak niet meer werkt, moge inmiddels duidelijk zijn. Mede dankzij de inzet van de van televisie bekende weerman Peter Timofeeff en kroonprins Willem-Alexander weten we nu: Nederland leeft met water! De actuele wateropgave is echter verre van eenduidig. Naast aspecten als veiligheid, watertekorten en milieuhinder kent deze opgave een sociaal-culturele en een ruimtelijke dimensie. In dit themanummer, getiteld 'Water(stad)’, staan deze twee dimensies centraal. AGORA besteedt aandacht aan de rol van water in de gebouwde omgeving als het gaat om wonen, werken en recreëren en de manier waarop deze rol in de loop der tijd verandert. Niet zelden zijn steden dankzij de nabijheid van het water tot bloei gekomen. Hoewel zij zich lange tijd van het water hebben afgekeerd, hebben zij het water nu herontdekt. Water is van belang als ordenend principe, als identiteitsdrager, als aantrekkelijk kenmerk van een woonomgeving en niet in de laatste plaats als recreatiemogelijkheid. Het themanummer :zal bijdragen bevatten van onder andere Fransje Hooijmeijer, Kees Christiaanse en Wim Derksen. Daarnaast presenteren we een aantal actuele projectbeschrijvingen.
  • Terrorisme
    Vol 22 Nr 1 (2006)

    De aanslagen op het World Trade Center in New York en de trein in Madrid heeft de politieke belangstelling voor internationaal terrorisme vergroot en de angst van burgers aangewakkerd. De zelfmoordacties in het Londense openbaar vervoer lieten afgelopen zomer zien dat het gevaar nog niet geweken is en zorgden ervoor dat de metro tegenwoordig als een risicovol vervoermiddel wordt beschouwd. Dit soort aanslagen heeft met andere woorden gevolgen voor de manier waarop het leven in grote steden wordt ervaren. Onderzoek naar terrorisme richt zich veelal op het voorkomen van terroristische acties, maar aandacht voor het effect op het stedelijke leven blijft nog uit. In het volgende nummer wil AGORA daarom speciaal stil staan bij deze impact van terrorisme. De artikelen in het volgende themanummer richten zich in de eerste plaats op de gevolgen van terroristische dreiging voor de ruimtelijke structuur van steden. Bijvoorbeeld de fysieke maatregelen die genomen worden om de veiligheid te vergroten, zoals installatie van camera's, afzettingen ontruimingen et cetera. Stephen Graham, die als een van de weinige academici terrorisme direct met stedelijkheid in verband brengt, zal ingaan op het effect van terreurdreiging op de stad. Daarnaast zal het effect van antiterroristisch beleid op de beleving van vrijheid en democratie belicht worden. Worden er burgerrechten geschonden voor het 'grotere goed' en in hoeverre wordt er een strategisch beroep op terreurdreiging gedaan om on populair stedelijk beleid te rechtvaardigen? Naast de theoretisch georiënteerde bijdragen zal het post-9/n New York onder de loep worden genomen en bespreekt Jan Mansvelt Beek de planningsmaatregelen tegen de terreurorganisatie ETA in Baskenland. Behalve deze internationale voorbeelden wordt ook de Nederlandse situatie in ogenschouw genomen. Deze casestudies zullen samen een gedifferentieerd beeld opleveren. Met dit minder alledaagse sociaal-ruimtelijk perspectief op terrorisme hoopt AGORA een discussie los te maken bij beleidsmakers, onderzoekers en anderen die dagelijks met het functioneren van de grote stad te maken hebben.
  • Perspectieven op planning
    Vol 21 Nr 5 (2005)

    François Ascher stelde in zijn boek 'Les Nouveaux principes de l'urbanisme' (2001) tien principes voor het 'nieuwe urbanisme' voor. Deze principes zijn gebaseerd op het idee dat de maatschappij in een nieuwe postmoderne fase is beland. Een fase waarin de perceptie van plaats en tijd sterk veranderd, waardoor sociale relaties vooral gesitueerd zijn binnen verschillende netwerken. Samen met het bestaan van de kenniseconomie hebben deze nieuwe ontwikkelingen hun effect op de stad en het stedelijke leven. De beschrijvingen van Aseher over dit nieuwe urbanisme zijn niet nieuw, maar zijn introductie van tien principes voor het nieuwe urbanisme benadrukt wel het belang van deze veranderingen voor de stedelijke planning. Wat is dit nieuwe urbanisme? En hoe kunnen planologen op de veranderende situatie in de maatschappij reageren? In het volgende themanummer wil AGORA op beide vragen ingaan door een aantal nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en hun ruimtelijke effecten te belichten. Maar niet alleen deze analyse van de ruimte is belangrijk, ook de vraag hoe planning vorm krijgt in het tijdperk van het nieuwe urbanisme krijgt aandacht. In Nederland is de hype rondom 'ontwikkelingsplanologie' op zijn top, maar is deze benadering werkelijk relevant voor de huidige veranderingen binnen de maatschappij? Richten planologen en praktijkplanners zich niet teveel op het planningsproces en te weinig op de 'inhoud'? Voor wie wordt er eigenlijk gepland? En hoe kan ruimtelijke planning op de nieuwste maatschappelijke ontwikkelingen inspelen zonder het langetermijnperspectief uit het oog te verliezen? AGORA probeert op een kritische en eigenwijze manier in te gaan op actuele sociaal-ruimtelijke vraagstukken. Het themanummer 'Stedelijke Planning' zal een verkennend karakter hebben en hoopt daarmee de discussie over planologie uit te breiden naar een themageoriënteerde planologie, waarin inhoud voorop staat. Hiervoor zal kennis van zowel sociologen, geografen en planologen worden gebruikt om de maatschappelijke veranderingen te analyseren naar hun ruimtelijk effect.
  • Revanchisme
    Vol 21 Nr 4 (2005)

    De term revanchisme werd in 1996 door Neil Smith geïntroduceerd in discussies omtrent de toenmalige gentrification in New York. Na een periode van stadsvlucht kwam gentrification daar op terug 'with a vengeance'. De anti-stedelijke Amerikaanse middenklasse beweerde dat de stad hen onstolen was door de 'immorele lagere klassen'. Verwijzingen naar de Amerikaanse 'frontier'-retoriek kwamen hierbij niet uit het niets. Gentrification werd een strijd: de stad moest worden heroverd, een grootscheeps beschavingsoffensief moest worden ingezet. Smith beschrijft hoe deze revanchistische gentrification een rechtstreekse aanval betekende op alle groepen die afweken van de norm van de middenklasse. Werklozen, daklozen, minderheden, lage inkomensgroepen en homoseksuelen moesten uit het stadsbeeld of, beter nog, geheel uit de stad verdwijnen. Zij werden in toenemende mate beschouwd als een gevaar voor de 'leefbaarheid' en de aantrekkingskracht van buurten op blanke, heteroseksuele middenklassers. Volgens Smith is revanchisme intussen uitgegroeid tot een algemene stadsontwikkelingsstrategie, een 'good practice' die niet alleen in vele Amerikaanse 'boomtowns', maar ook op andere continenten met succes wordt toegepast. Deze stelling heeft voor heel wat controverse gezorgd. Het wereldwijde belang van gentrification voor de herwaardering van binnensteden wordt door weinigen ontkend, maar sommigen (niet in het minst stadsbesturen zelf) beschrijven gentrification liever als emancipatorisch en schilderen de revanchistische variant af als een typisch Amerikaans verschijnsel. In de volgende AGORA gaan we de discussie aan over revanchisme in Europa: Is gentrification in Europa revanchistisch, dan wel emancipatorisch geïnspireerd? Bestaat er een Europees revanchisme met eigen specifieke trekjes? Wat zijn de bedoelingen en gevolgen van gentrification in Europese binnensteden? Wie wint en wie verliest bij de inspanningen om hogere inkomensgroepen in onze steden aan te trekken? Voorbeelden uit Amsterdam, Brussel. Athene, Antwerpen en Kopenhagen stofferen de discussie.
  • Kennisstad
    Vol 21 Nr 3 (2005)

  • Identiteit
    Vol 21 Nr 2 (2005)

    Het laatste decennium groeide identiteit uit tot een pregnant thema binnen het stedelijke en ruimtelijke beleid. De opkomst van het begrip zou geduid kunnen worden als een culturele omslag. Beleidsmakers hechten in toenemende mate aan sociaal-culturele factoren bij het ontwerp, de inrichting en het beheer van de stedelijke ruimte. Het begrip van identiteit keert terug in verschillende concepten, variërend van het stadslandschap in de culturele planologie en het imago in de stadsmarketing tot noties van historische authenticiteit in de planning van stedelijk erfgoed. Ondanks de popularisering van het begrip bestaat nog veel onduidelijkheid over de definitie, de draagkracht en de toepasbaarheid in de beleidspraktijk Het huidige beleidsdiscours wordt gedomineerd door vage noties als 'de culturele factor' en 'de vierde dimensie'. Identiteit, zo lijkt het, is even veelomvattend als ondoorgrondelijk. De volgende uitgave van AGORA zal het thema van identiteit vanuit verschillende invalshoeken belichten. Enerzijds wordt het begrip aan een kritische reflectie onderworpen. Hierbij wordt zowel ingegaan op de wetenschappelijke ontwikkeling van het begrip in de ruimtelijke disciplines als op identiteit als onderwerp van ruimtelijk beleid. Daarnaast wordt de relatie tussen artificialiteit (nep) en authenticiteit (echt) onderzocht in relatie tot vaak als identiteitsloos bestempelde plaatsen, zoals suburbs en VINEX-wijken. Anderzijds wordt geprobeerd een dwarsdoorsnede te geven van de toepassing van identiteitsconcepten in uiteenlopende praktijk- en beleidsvelden. Aan de orde komen daarbij de inzet van begrippen als identiteit en symboliek in de stadsmarketing, de vertaling van culturele identiteiten in het ontwerp van private en publieke ruimten, de betekenisprofilering van stedelijke plekken, de 'branding' van stadswijken en de conceptualisering van identiteit in ruimtelijke productstrategieën.
  • Wetenschap & Beleid
    Vol 21 Nr 1 (2005)

    In dit nummer van AGORA staat de verhouding tussen politiek en onderzoek centraal. Sociaal-ruimtelijk onderzoek kan moeilijk los gezien worden van politieke keuzes en normatieve overwegingen. Een van de uitgangspunten van dit themanummer is dat wetenschappers volgens bepaalde conventies handelen en er een voortdurende strijd is rond de vraag welke zaken als waar en als juist moeten worden aangenomen. De artikelen zijn gecentreerd rond een aantal thema’s. Het eerste thema is het raakvlak van politiek en onderzoek in verschillende beleidssferen, zoals verarmde binnensteden, het integratiedebat en politieke discussies. Verschillende sferen zullen worden onderzocht op hun politieke oriëntatie en de normatieve kwesties die hierin een rol spelen. Het tweede thema is het raakvlak van politiek en onderzoek in specifieke instituties als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, het Sociaal en Cultureel Planbureau en denktanks van politieke partijen. Deze organisaties moeten kennis produceren die aan academische standaarden beantwoordt, terwijl deze kennis ook bedoeld is om voor specifieke doelgroepen. Hoe gaan deze instituties om me die spanning? De relatie tussen onderzoekers en cliënten in contractonderzoek is het derde onderwerp. Hier gaat het om kwesties als het behagen van de cliënt, kant-en-klare oplossingen en het gebrek aan theoretische of methodologische verfijning. Het verschil tussen toegepast en ‘fundamenteel’ onderzoek wordt ook behandeld. Het vierde thema is onderzoek met betrekking tot de staat en de transformatie van de onderzoeksomgeving. Het is belangrijk te erkennen dat de staat een gefragmenteerd karakter heeft. Daarnaast spelen nieuwe instituties als de Europese Unie een steeds grotere rol door de overdracht van macht naar subnationale en surpanationale instituties. Welk verschil maakt het onderzoek te doen voor elk van deze schaalniveaus? De rode draad van dit themanummer is het vergroten van de maatschappelijke relevantie van onderzoek. Sociaal-wetenschappelijke onderzoekers moeten zich bewust zijn van de mogelijkheden en beperkingen ten aanzien van kritische betrokkenheid in de context van beleidsgericht onderzoek. Het kenschetsen en het gebruik van deze mogelijkheden voor de uitoefening van meer invloed is een eerste stap vooruit. De verzameling artikelen van deze AGORA heeft tot doel de lezer te steunen in het vinden van die mogelijkheden.
  • Het wereldstedennetwerk
    Vol 20 Nr 5 (2004)

    Sinds Friedmann en Wolff vroeg in de jaren tachtig het begrip 'Wereldsteden' introduceerden, heeft het een gestage opmars gemaakt in de agenda van sociale wetenschappers. Een cruciale bijdrage werd geleverd door Manuel Castells, die, door wereldsteden te beschrijven als knooppunten in de 'space of flows' van de netwerkmaatschappij, het begrip wereldstad positioneerde binnen een ruimere maatschappijtheorie. 'Wereldstad' wordt gelinkt aan de economische en culturele globalisering, aan het verschrompelen van de nationale staat als organisatorisch principe. Sinds het einde van vorige eeuw groeide de belangstelling voor 'wereldsteden' dan ook plots exponentieel en niet alleen vanuit academische hoek. Vooral stedelijke beleidsmakers vragen zich af hoe ze kunnen vermijden dat hun stad wegkwijnt in een uithoek van de 'space of flows' en zoeken naar middelen om aan te knopen bij het netwerk van wereldsteden. Amsterdam doet wereldwijd aan citymarketing om verbonden te blijven, Brussel houdt uitverkoop om internationale instellingen aan te trekken en Vlaanderen wil koste wat kost de Olympische Spelen aantrekken om zich als regio in zijn geheel in het netwerk een plaatsje te veroveren. In het volgende nummer wil AGORA een stand van zaken bieden van het wereldsteden-onderzoek. In hoeverre zijn wereldsteden specifieke locaties, dan wel een netwerk? Welke rol spelen transnationale elites in het wereldstadnetwerk? Hoe moeten we ons een hiërarchie van wereldsteden voorstellen? Zijn hoofdsteden wereldsteden? We willen echter ook nagaan wat de lokale consequenties zijn, wanneer een stad een knooppunt vormt in het wereldstedennetwerk, of zich inspant om een dergelijk knooppunt te worden of blijven. En kan een stad zijn positie in het netwerk eigenlijk nog wel beïnvloeden?
  • Nieuwe dorpen
    Vol 20 Nr 4 (2004)

    Door tal van maatschappelijke ontwikkelingen heeft het landelijk gebied te maken gekregen met een leegloop van inwoners en voorzieningen. Aan de andere kant bestaat er een toenemende vraag naar landelijk wonen. Met de komst van de Nota Ruimte heeft het kabinet duidelijk gemaakt dat het openhouden van de groene ruimte niet meer heilig is. De vraag is hoe ingespeeld kan worden op deze ontwikkelingen en welke mogelijkheden deze bieden om het platteland te revitaliseren. Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster heeft deze discussie aangezwengeld onder de noemer 'nieuwe dorpen'. Dit begrip wordt gebruikt als metafoor voor diverse strategieën waarmee het platteland gerevitaliseerd zou kunnen worden. Maar in hoeverre kan dit concept werkelijk een bijdrage leveren aan het oplossen van problemen van het landelijk gebied? In dit nummer probeert AGORA het begrip nieuwe dorpen inhoud te geven. Aan de hand van enkele 'case studies' wordt bekeken hoe projecten die aanspraak maken op de benaming nieuw dorp, het concept in de praktijk brengen. In hoeverre kunnen bijvoorbeeld nieuwe dorpen middelen genereren ter vergroting van de economische vitaliteit en de culturele kwaliteit van het landelijk gebied? Op welke wijze komen nieuwe dorpen tegemoet aan de vermeende vraag naar landelijk wonen? Hoe zou een nieuw dorp kunnen functioneren in sociaal en economisch opzicht? In welke vorm zouden nieuwe dorpen gebouwd moeten worden. En wat is er eigenlijk nieuw aan nieuwe dorpen? Deze vragen spelen een belangrijke rol in de huidige discussie, een discussie waaraan AGORA een bijdrage willeveren met het themanummer.
  • Schaduwstad
    Vol 20 Nr 3 (2004)

    In het volgende nummer introduceert AGORA de 'Schaduwstad'. In de Nederlandse stadssociologie en geografie is de laatste jaren veel aandacht geweest voor de informele sector in de stedelijke omgeving. Onder de informele sector wordt doorgaans dat deel van de economie verstaan dat zich onttrekt aan de formele reguleringen en verplichtingen, zoals het afdragen van belastingen en sociale premies. Voor sociaal-economisch zwakkere groepen, zoals bijvoorbeeld illegalen en daklozen, maar ook slechtopgeleide migranten of op uitkeringen aangewezen arbeidsongeschikten, biedt het grijze circuit soms de enige kans om in hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin te kunnen voorzien. In veel studies wordt deze sector geïsoleerd benaderd waardoor een beeld ontstaat alsof zij autonoom functioneert. In andere onderzoeken wordt een absolute dichotomie gehanteerd waarbij de informele sfeer tegenover de formele sfeer wordt geplaatst. Volgens AGORA doet deze 'onderwereldbenadering' de informele sfeer en het begrip daarvan tekort. Wij zijn van mening dat de informele sfeer het best gekarakteriseerd kan worden door haar relatie met de formele sfeer. De formele sector houdt de informele in stand door gebruik te maken van de goedkope diensten die daarin worden aangeboden (denk aan de zwart betaalde werksters en klusjesmannen), maar daarmee is niet het hele verhaal verteld. Misschien nog belangrijker is het feit dat deze sector bestaat als het (on)voorziene gevolg van stedelijke en nationale politiek, veranderingen in de organisatie van de verzorgingsstaat en veranderingen in de verhouding tussen de staat en de civil society. In de schaduw van dit structurele bouwwerk bestaan en ontstaan niches waarin de informele sector zich vormt en in stand blijft. AGORA zal uiteenlopende cases presenteren waarin deze relatie wordt geïllustreerd en doet een poging om deze theoretisch te duiden.
  • Erfgoed en planning
    Vol 20 Nr 2 (2004)

    Erfgoed bestaat uit die elementen die om een of andere reden de tand des tijds hebben weten te doorstaan. Erfgoed is dus niet alleen oud; het zegt misschien wel evenveel over de bestaansperiode als de ontstaansperiode. Beide onderwerpen komen in het volgende nummer van AGORA aan bod. De laatste decennia is een retrotrend op gang gekomen die enerzijds gezorgd heeft voor een toenemende neiging naar behoud, en anderzijds een toegenomen neiging naar creatie van erfgoed. Integreren en behoud van bestaand erfgoed staan centraal in de Belvedèregedachte. Het verleden schept de kaders, de identiteit van het lokale. In Nederland worden steeds meer jonge objecten, complexen en gebieden (uit de periode rgro-1940) op de monumentenlijst gezet. Naast de uitbreiding van de lijst naar ouderdom heeft er ook een uitbreiding plaatsgevonden 'in soorten artefacten', zoals de uitbreiding naar woonhuis- en industrieel erfgoed. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen hier niet alleen rekening mee te houden, ze dienen deze identiteit in toenemende mate te versterken. Bestaand erfgoed vormt vaak een legitimatie, al lijkt het geen voorwaarde te zijn, voor historiserende nieuwbouw. Het thema van het komende nummer laat zich raden; nummer 2-2004 gaat over 'Erfgoed en Planning'. Het nummer hoopt een kritische reflectie te geven op alle genoemde invloeden van erfgoed op de ruimtelijke ordening. Hoe wordt erfgoed ingezet bij identiteitsversterking op landelijke en regionale schaal? Hoe wordt erfgoed geïnterpreteerd, door wie, en hoe wordt deze wetenschap gebruikt? Welke rol speelt 'ouderdom' bij de waardebepaling van objecten? Deze en andere vragen staan centraal in het komende nummer van AGORA.
  • Creatieve steden
    Vol 20 Nr 1 (2004)

  • Civil Society
    Vol 19 Nr 5 (2003)

    Tijdens de opkomst van de verzorgingsstaat in West-Europa in de vorige eeuw heeft de overheid steeds meermaatschappelijke functies onder haar hoede genomen. Voorzieningen, uitkeringen, verzekeringen en subsidieshebben de taak van kerk, vereniging en buurtnetwerk vrijwel overgenomen. Welvaartsstijging en individualisering hebben er daarbij voor gezorgd dat het traditionele maatschappelijk middenveld ingrijpend veranderd is. In de huidige tijd van internationalisering en neoliberale politiek worden de relaties tussen staat, economie en burger opnieuw gedefinieerd en staat de 'civil society' volop in de belangstelling. In vele landen lijkt sprake van een nieuw 'ethisch reveil' waarbij grote nadruk gelegd wordt op burgerschap en cohesie. Nieuwe vormen van overheid en sociaal- economische innovaties schieten als paddestoelen uit de grond. De opmerkelijke situatie doet zich hierbij voor dat de overheid zich met deze burgerinitiatieven bemoeit en probeert om spelers uit het maatschappelijk middenveld weer actief te krijgen. Voorbeelden zijn de buurtprojecten zoals het Rotterdamse Opzoomeren, het debat over de maatschappelijke dienstplicht en zelforganisaties van migranten. Ondertussen is ook op wetenschappelijk niveau de discussie losgebarsten: is de samenleving niet zo veranderd dat dergelijke kleinschalige initiatieven achterhaald zijn? Sommigen spreken zelfs al van een 'global civil society'. En hoe zinnig is de nadruk op sociaal kapitaal, participatie en identificatie? Robert Putnam heeft met zijn boeken 'Making Democracy Work' en 'Bowling Alone' wat dat betreft veel losgemaakt. Het volgende nummer van AGORA zal de betekenis van het concept van de civil society in het heden en verleden bespreken en aan een kritische analyse onderwerpen. Welke politieke en filosofische achtergrond heeft het begrip en hoe wordt het vandaag de dag gedefinieerd? Hoe ziet de Nederlandse civil society eruit? Verder zal een aantal artikelen gewijd zijn aan initiatieven en organisaties die voortkomen uit het moderne maatschappelijk middenveld. Specifiek zal aandacht worden besteed aan de rol die de civil society speelt in het stedelijke beleid.
  • Transnationalisme en de multiculturele samenleving
    Vol 19 Nr 4 (2003)

    Internationale migratie is een tijdloos fenomeen. Denk in Nederland aan de Joden, Hugenoten, Duitse arbeidsmigranten en de Zuid-Nederlandse ondernemers die het door de Spanjaarden bezette Antwerpen ontvluchten en met hun kapitaal Amsterdam in het centrum van de zeventiende eeuwse wereld transformeerden. Vorige generaties immigranten zijn opgenomen in de Nederlandse samenleving. Meer dan in het verleden echter, zijn er tegenwoordig krachten die de assimilatie van moderne immigranten in een nieuwe omgeving belemmeren. Moderne communicatiemiddelen en tijdruimtecompressie zorgen ervoor dat hedendaagse migranten in een transnationale ruimte kunnen leven: woonachtig in het ene land, onderhouden de migranten duurzame banden met de regio van herkomst. De schotelantenne is synoniem met de allochtone buurt geworden. Transnationalisme betekent zo een beperking voor inburgering of assimilatie. Ze draagt bij tot een continue, duurzame culturele pluriformiteit van gemeenschappen. Omdat geografische nabijheid echter nog niet geheel buiten spel staat, kunnen cultuurverschillen binnen één leefomgeving problemen geven. Etnicische verscheidenheid leidt hier tot wantrouwen, vooroordelen en andere spanningen, waar sommige politici electoraal gewin mee proberen te verkrijgen. AGORA wil de 'Ander' niet miskennen en zal een scala aan onderwerpen de revue laten passeren, zoals de Indische filmindustrie, die het cement vormt tussen de verschillende Hindoestaanse gemeenschappen verspreid over de wereld, de rol van transnationale netwerken bij de migratie van legale en illegale migranten en een kritiek op de integrerende functie van de openbare ruimte, de transnationale arena van de stedelijke omgeving.
  • De nevelstad
    Vol 19 Nr 3 (2003)

    Nog niet eens zo lang geleden was het begrip 'stad' duidelijk aan een punt gebonden. Een stad had een duidelijk centrum en een stadsrand, alles voorbij deze rand heette het platteland. Langzamerhand is deze driedeling echter aan het verwateren. Grote delen van NoordwestEuropa, van de Randstad en de Vlaamse Ruit in de lage landen tot de Veneto in Noord-Italië en het Ruhrgebied in Duitsland, geven op satellietfoto's hetzelfde beeld.Uitgestrekte gebieden lijken egaal beneveld met almaar uitdijende bebouwing. Dit 'stedelijk veld' wordt in Vlaanderen aangeduid met 'nevelstad', een term die aangeeft dat het gaat om een fenomeen 'voorbij suburbanisatie'. Onder invloed van een bijna grenzeloze (auto)mobiliteit heeft het patroon van suburbanisatie in cirkels rond de stad plaatsgemaakt voor een stad die, als in een nevel, overal aanwezig is, terwijl vrijwel nergens sprake is van een echt centrum. Zowel in de oude stadsharten als in boerenschuren zijn tegenwoordig stedelijke voorzieningen te vinden. Is deze conditie nog wel te vatten in een Christalleriaans denkkader?In dit nummer gaan we na hoe de 'nevelstedelijke' realiteitkan worden gevat in sociaal-ruimtelijke termen. In Vlaanderen gaat de gespreide verstedelijking terug op een jarenlange historische ontwikkeling en de regio lijkt dan ook archetypisch voor het fenomeen. Terwijl de term in Nederland nog een onbekend begrip is, zijn Vlaamse onderzoekers intensief op zoek naar methoden om de sociaal-ruimtelijke patronen van de nevelstad te beschrijven en te verklaren. Nevelstad blijft hierbij echter vooral een beschrijvende metafoor, terwijl het normatieve element (hoe moet er met deze conditie worden omgegaan?) zelden wordt behandeld. AGORA wil daarom ook graag de gelegenheid te baat nemen om kritische stemmen op te nemen die een blik werpen op nieuwe ruimtelijke ongelijkheden die door de nevelstad worden opgeroepen.Vanuit deze normatieve invalshoek stellen we ons ook devraag in welke mate de nevelstad leerzaam kan zijn voor Nederlandse ruimtelijke planners. Leeft men ook in Nederland, ondanks jaren van 'compactestadbeleid', stilaan in een nevelstad? En moet dat strenge, sturende beleid niet worden verruild voor meer vrijheid, nu we zien dat ook in de nevelstad best te leven valt? Willen we het 'wilde wonen'? Of moet men, zoals in Vlaanderen nu wordt gepoogd met het Ruimtelijk Structuurplan, de compacte stad toch als ideaal vooropstellen om maar zoveel mogelijk tegen de stroom in te roeien? Zowel in Vlaanderen als in Nederland blijken hierover sterk verschillende meningen te leven. Met dit nummer hopen we een verhelderende Vlaams-Nederlandse discussie op gang te brengen rond een fenomeen dat in beide landen volop in de belangstelling staat. In het eerste artikel wordt het debat ingeleid, waarbij het concept nevelstad wordt afgebakend en tegelijk de rode draad wordt aangegeven van de rest van het nummer.
  • De nieuwe woningnood
    Vol 19 Nr 2 (2003)

    Volksvijand nummer één is terug van weggeweest. De kranten staan bol van de berichten over onbetaalbare koopwoningen, onvindbare studentenkamers en oneindige wachtlijsten. Bezorgde gemeenten sluiten in allerijl hun grenzen voor woningzoekenden van elders. En dat terwijl het Rijk een paar jaar geleden nog waarschuwde voor leegstand als gemeenten geen haast zouden maken met de herstructurering van achterstandswijken. AGORA gaat op zoek naar de oorzaken en gevolgen van de 'nieuwe woningnood'. Hoe komt het dat er veel minder huizen gebouwd zijn dan verwacht? Hoe kan het nieuwbouwtempo worden opgeschroefd? Wat betekent de woningschaarste voor de herstructureringsplannen, waarbij duizenden woningen worden afgebroken en evenveel huishoudens vervangende woonruimte moeten krijgen? Naast antwoorden op deze en andere vragen biedt het themanummer een historisch en een internationaal perspectief op de huidige 'woningnood' in Nederland en worden de standpunten van de politieke partijen over dit thema belicht.
41-80 van 169