Vol 11 Nr 5 (1995): Architectuur als visitekaartje

					Toon Vol 11 Nr 5 (1995): Architectuur als visitekaartje
Het Bonnefantenmuseum in Maastricht kon na de opening in recordtijd de honderdduizendste bezoeker verwelkomen. Waarschijnlijk heeft dat meer te maken met het gebouw dan met de museumcollectie. Het is een van de tekenen dat bijzondere gebouwen zich in een grote belangstelling mogen verheugen. Een bedrijf krijgt gratis publiciteit wanneer het zich mooi of op zijn minst opzienbarend huisvest: zie het gebouw van de Gasunie in Groningen of het hoofdkantoor van de ING in Amsterdam-Zuidoost. Nu zijn dat twee voorbeelden van gebouwen waarbij de uiteindelijke gebruiker van tevoren bekend was en het ontwerp van de toekomstige huisvesting heeft kunnen regisseren. Hoe anders is dat bij vele andere woningbouw- en kantorencomplexen: het ontwerp wordt gemaakt zonder enige kennis van de toekomstige gebruiker. Beleggers, ontwikkelaars en architecten weten weliswaar of er in hun nieuwe schepping gewerkt of gewoond zal warden, maar in de meeste gevallen tast men in het duister over de (sub)culturele stroming waartoe de toekomstige gebruiker behoort en over speciale wensen die mogelijk bestaan ten aanzien van vorm, kleur en materiaalgebruik. De vraag is hoe erg dat is en wat het gevolg zou moeten zijn voor de architectuur. Een architect heeft in geval van een anonieme klant de vrijheid zich in de zeer specifieke smaak van de mogelijke consument, in de 'algemene Nederlandse smaak' of louter in zijn eigen smaak te verplaatsen. In dit nummer van AGORA wordt aandacht besteed aan die keuze: voor wie is de architectuur het visitekaartje? Voor de architect, voor de gebruiker, voor de opdrachtgever? Welke rol speelt de 'architectuur als visitekaartje' bij verschillende soorten vastgoed? Zou Nederland dichtslibben met variaties op kantoren in spiegelglas en 'boerderettes' met een klomp aan de muur wanneer toekomstige gebruikers meer hun stempel op het ontwerp zouden kunnen drukken? Of zou daardoor juist het risicomijdende marktdenken warden doorbroken en er in het spel tussen opdrachtgever en architect boeiende variaties ontstaan?
Gepubliceerd: 1995-12-01